Reformatorisch Gezinsblad 30 Mei 1975, 1e jaargang - no.40
Aan het woord: gesprekken met bekenden en onbekenden
Het woord is aan Johannes Versteegt
Ontwerper van het Johannus-orgel
|
Nog altijd is er onder de orgelmuziekliefhebbers een discussie gaande over
het electronisch orgel. Verwerpen, aanvaarden of aarzelend aanvaarden? En
dan wordt er sinds vijf jaar een electronisch orgel op de markt gebracht
speciaal voor het spelen van klassieke muziek: het Johannusorgel. Terwijl
vaag de klanken van het Johannusorgel uit de intonatieafdeling tot ons
doordringen had ik een gesprek met de heer Versteegt op zijn kantoor te
Veenendaal.
|
Johannes Versteegt over zichzelf: Ik ben in 1928 te Zwijndrecht geboren
als zoon van een gereformeerd predikant. Als jongen van zeven jaar prutste
ik thuis al aan het harmonium en maakte er met fietsspaken een pedaal aan.
Na de oorlog ben ik gaan varen en in vreemde havens probeerde ik in de
kerken achter het orgel te komen. Aan boord knutselde ik in m'n vrije
tijd aan muziekinstrumenten en dat was eigenlijk het begin van het bezig
zijn met electronica. De eerste dingen die ik bouwde produceerden geluid
door middel van fietsdynamo's. In Amerika ben ik eigenlijk op het grotere
electronische orgel gestuit. Er was daar een geweldige markt voor. Ik
dacht: gek eigenlijk dat we zolets in Europa niet hebben, en nadat ik
met varen gestopt ben, heb ik naar mogelijkheden gezocht om electroniche
orgels te bouwen. Mijn eerste electronische orgels zijn uitgebracht onder
de naam Eminent, die ik voor een bestaande orgelfabriek bouwde. Naderhand
gingen onze wegen uiteen en ben ik op de markt gekomen met de Ri-Ha.
De Ri-Ha fabriek heb ik op een gegeven moment verkocht en ben toen naar
Italië gegaan, ondat ik daar goede mogelijkheden voor orgelbouw zag. Ik heb
daar zelfs vijf fabrieken van electronische huisorgels gehad. Al die
jaren was er eigenlijk maar een streven bij me: het bouwen van een
klassiek electronisch orgel. Ik wilde zo'n orgel niet maken volgens
het stamp-boem idee, maar gewoon met de hand. Het heeft een geweldige
research gekost, dag en nacht werken, maar eindelijk was het zover dat
ik dacht de sprong te kunnen wagen. Het eerste Johannusorgel speelde een
jaar of negen geleden. De productie loopt nu een jaar of vijf. We hebben
dus vier jaar zo stiekum bij ons zelf zitten spelen.
|
Kunt u me vertellen wat nu eigenlijk de verschillen zijn tussen een
electronisch orgel en een kerkorgel?
|
Nou, dat is eigenlijk alles. Je zou beter de vraag om kunnen draaien,
want overeenkomsten zijn er heel wat minder als verschillen. Beide
instrumenten hebben een of meer klavieren: de manualen en het
pedaal; bij beide instrumenten word er geregistreerd. Uiteraard geven ze
allebei een aangehouden toon, d.w.z. als je een toets ingedrukt houdt,
blijft het geluid in dezelfde sterkte voortduren. Met deze opsomming is
de geschiedenis der overeenkomsten afgesloten.
|
Wanneer noemt U nu een electronisch orgel een Johannusorgel?
|
Wij hebben gestreefd naar een instrument waarop de reeds geschreven
muziek op een verantwoorde wijze ten gehore gebracht kan worden. Dit
met behulp van de moderne electronica. Ons orgel brengt dus geluiden
voort die historisch al aanwezig waren, een fluit op het Johannusorgel
is een herkenbare fluit, een prestant een herkenbare prestant. Hiermee
sluiten wij dus aan bij de bestaande pijporgels, omdat we vinden dat een
instrument waardeloos is als er geen herkenningspunten in te vinden
zijn. Een pijporgel heeft daarom een onschatbare historlsche waarde, niet
als instrument als zodanig, maar om de geluidsopbouw die men zich door de
eeuwen heen eigen heeft gemaakt. Wij zijn gewend aan een bepaald klankbeeld.
Vergeet maar het instrument waar deze klanken mee gemaakt worden, maar dat
klankbeeld is de mens van onze beschaving mooi gaan vinden en zo'n klankbeeld
willen wij nu maken met het Johannus-orgel. Dat het in z'n details anders
klinkt dan een pijporgel, klopt dan ook helemaal. Vergelijk nu bijvoorbeeld
een clavecimbel en een pijporgel, twee zeer verschillende instrumenten,
twee niet vergelljkbare grootheden, maar in hun klankbeeld zijn ze zeer
nauw aan elkaar verwant.
|
Je kunt natuurlijk muziekstukken die geschreven zijn voor een pijporgel
ook goed spelen op een clavecimbel en omgekeerd.
|
Inderdaad, hoewel het ene instrument duurtonen voortbrengt en het andere
uitstervende tonen, zijn ze toch heel nauw aan elkaar verwant. Dit soort
verwantschap kun je ook vinden tussen een pijporgel en een
Johannusorgel.
|
Meerdere organisten en kerkorgelliefhebbers hebben bezwaren tegen het
electronisch orgel in het algemeen. Waaraan schrijft U die kritiek
toe?
|
Ik dacht dat het deels gerechtvaardigde bezwaren zljn. Er zijn veel
electronische orgels die vanuit die principes werken, waardoor ze niet
geschikt zijn voor het vertolken van klassieke muziek. Ga je dat toch doen
met zo'n orgel dan krijg je duidelijk grote verwrongenheden en
onherkenbaarheden. Dan voelt degene die goed luistert zich in een vreemde
wereld en daardoor ontstaat antipathie tegen dat instrument. Overigens zit
er achter een instrument altijd een stuk psychologie. Het is heus niet zo
gemakkelijk te zeggen waarom je dit mooi vindt en dat niet. Daarnaast
speelt de onbekendheid met de materie een grote rol. Alle artikelen over
electronische orgels krijg ik op de een of andere manier onder ogen en wat
mij opvalt is dat er heel vaak op onoordeelkundige wijze over het
electronische orgel geschreven wordt. Hoewel ik niet twijfel aan de goede
bedoelingen van de tegenstanders van het electronische orgel, mist men toch
vaak de vaardigheid, het onderscheidingsvermogen of de technische kennis
om deze zaken aan te kunnen. Heel belangrijk is ook de ruimte waar het
orgel staat. Er zijn heel wat grote kerken met een goede akoestiek waar
fraaie pijporgels staan. In kleine kerken, vaak met een slechte akoestiek,
heeft men al gauw geen geld voor een pijporgel en daar staat dan vaak een
electronisch orgel dat eigenlijk niet voor de eredienst geschikt is. Nou,
dan zeggen de tegenstanders: kijk, daar heb je weer zo'n electronisch
orgel.
|
Wij hebben een reisorgel dat bij verschillende gelegenheden gebruikt wordt
en waarop ook in den lande concerten gegeven worden. Het is opvallend dat
wanneer het orgel opgesteld stond in een akoestisch slechte ruimte je na
zo'n concert in de kritieken leest: je kunt horen dat dit een electronisch
orgel is. Als je het in een goede ruimte neerzet kun je lezen: dit is
een heel goed orgel. Men luistert dus naar de akoestische ruimte en gaat
dus subjectief te werk.
|
Uw kleinste orgel heeft al 50 registers. Hebben die allemaal een
eigen karakter?
|
Wij spreken over zelfstandig sprekende registers. Daarmee bedoelen we dat
wanneer je een register bijtrekt er niet de fout gemaakt wordt dat hij als
het ware het geluid van de andere registers opeet. Elk register vult gewoon
het koor weer verder aan. Wij spreken natuurlijk niet over een aantal
stemmen. Over stemmen kun je het alleen hebben blj een pijporgel, omdat
met een stem een rij pijpen wordt bedoeld. Wat betreft het pijporgel kun je
zeggen: het kost bv. f 3.000.- per stem, maar bij ons orgel kun je
zeggen: een zelfstandig sprekende stem kost b.v. f 3000,- en twee
zelfstandig sprekende stemmen kosten f 3.001.67. Dat is nu electronica
en probeer zoiets de mensen maar eens ult te leggen.
|
Is er momenteel voldoende belangstelling voor het klassieke
electronische orgel?
|
Men gaat er meer en meer belangstelling voor tonen, zoals men op het
ogenblik voor klassieke muziek in het algemeen meer inieresse toont. Zelfs
in de moderne muziek zie je een teruggrijpen naar de klassieke patronen
zoals van Bach en Vivaldi.
|
Wat is daar de oorzaak van denkt u?
|
Ik denk dit er in de muziek hetzelfde gebeurt als in de bouwkunst al
gebeurd is: wat historie is en mooi is, dat blijft, maar de rest verdwijnt.
Hele wijken zijn, om een voorbeeId te noemen, tijdens de laatste oorlog
door bombardementen verwoest, maar bepaalde historische gebouwen werden
weer van steen tot steen opgebouwd. De tijd werkt als een zeef en alleen
het historisch waardevolle blijft behouden. ledere generatie draagt het
zijne daartoe bij.
|
In de gezinnen waar vroeger het harmonium stond is nu het electronisch
orgel - en daarmee ook vaak de amusementsmuziek - verschenen. Hoe
waardeert U deze ontwikkeling?
|
Eigenlijk ben ik aan deze ontwikkeling een grote medeschuldige, want
aan 75% van alle electronische orgels die in Nederland staan heb ik op
de een of andere manier gewerkt. Zonder een waarde oordeel ult te willen
spreken ben ik blij met de verschijning van het electronische orgel in de
huiskamers omdat de orgelliefde was bezig dood te gaan en het is toch voor
het grootste deel aan het electronisch orgel te danken dat de belangstelling
weer opgebloeid is. Denk ook maar eens aan de toenemende interesse voor
orgelconcerten. Inderdaad heeft er een verweving plaats gevonden tussen
de wat modernere en de klassieke muziekvormen. Op zichzelf kan dat een
verrijking zijn, omdat elke kunstvorm die je gaat separeren gedoemd is
uit te sterven. Pas als je een bepaalde kunstvorm in een geheel kunt
plaatsen, is automatisch het voortbestaan van die kunst gewaarborgd.
|
Hoe komt U eigenlijk aan de naam van het Johannusorgel?
|
Wel, dat is heel simpel: gewoon mijn voornaam op z'n 's zondags, met dien
verstande echter dat we de e veranderd hebben in een u. Dat vonden we
mooier staan. Het vorige orgel heb ik Ri-Ha genoemd. Mijn vrouw heet
Rineke en ik Hans. Van beide namen neem je de eerste twee letters en je
hebt Ri-Ha.
|
Is het Johannusorgel ook geschikt voor de huiskamer?
|
Naast de kerkorgelserie hebben we de huiskamerserie, die uitgerust is
met speciale voorzieningen, zodat het grootste huiskamermodel op een flat
neergezet kan worden zonder dat de buren gestoord worden. Dat doet niets
aan het volume af, want het is gewoon een kwestie van intonatie.
|
Kunt U enkele kerken noemen die een Johannusorgel bezitten?
|
Nou, dat is een hele lijst. Recentelijk hebben we een orgel geplaatst in
de Christelijk Gereformeerde kerk te Nunspeet, in de Baptistengemeente te
Delfzijl en in de Nederlands Hervormde kerk te Westzaan. Je kunt ook
weer niet alles zeggen, want dan maak je de concurrentie wakker.
|
Zijn er bekende organisten die het Johannusorgel bespelen?
|
Piet Zwart en Klaas Jan Mulder hebben thuis een Johannusorgel. Een fervent
voorstander van ons orgel is Feike Asma. Verder Frans van Tilburg en nog
verschillende van deze mensen meer. Feike zegt altijd: Dit orgel leeft en
ik kan me er op uit leven. De meeste organisten die dit orgel bespelen
vinden het meest boeiende ervan dat het zo breed en warm is in z'n klank.
Het is heel belangrijk dat als een organist achter het klavier zit hij het
gevoel heeft iets groots in zijn macht te hebben.
|
Kent U ook organisten van naam die afwijzend tegenover het Johannusorgel
staan?
|
Ik heb felle tegenstanders gekend die, als ze het orgel bespeeld hadden,
van mening veranderden. Een tijdje gelegen nog ontmoette ik een heel
bekende organist, die voor het eerst het Johannusorgel bespeelde ...
|
U noemt zijn naam liever niet?
|
Ik weet niet of ik het doen kan, maar het was Arie Keyzer. Hij heeft
eens van het Johannusorgel gezegd: Zo'n ding hoort alleen in een danstent
thuis. Hij had er toen nog nooit op gespeeld. Een poosje terug zou hij
in de Oude kerk in Delft een koor begeleiden en laat daar een
Johannusorgel opgesteld staan. Na het spelen komt hij in de consistorie
en zegt tegen me: ik wil toch gelijk maar m'n mening herzien. Er zit veel
meer in dit orgel als ik gedacht heb. Hij weer aan het begeleiden en zegt
na afloop: Weet je dat dit een mooi orgel is. ik zeg: Ja, dat wist ik al.
Dit was dus een omkeer in een moment. Onbekendheid kan inderdaad een
oorzaak zijn dat er tegen dit orgel geageerd wordt. Ik geloof dat de
organisten die ik dan de notenvreters noem - er zijn nogal wat van die
organisten in Nederland - vaak tegenstanders van ons instrument zijn.
Ik zeg altijd: het zijn vleesgeworden muziekrollen, bij wie het enkel
en alleen om het technische spel gaat. Die willen dan zogenaamd op
verantwoord historische wijze spelen. Typisch is het dat juist deze
mensen bij orgelconcerten geen volle kerken trekken.
|
Bent U muzikaal ?
|
Dat is moeilijk van jezelf te zeggen. Ik geloof dat ik met enige
vrijmoedigheid kan zeggen dat ik muzikaal ben, tenminste, muziek beheerst
mijn leven. Hier ligt mijn roeping. Dat is mij op deze wijze gegeven.
|
Voelt U zich fabrikant?
|
0 nee, helemaal niet en dat ben ik ook niet. Ik ben de slechtste fabrikant
van de hele wereld. Ik fabriceer niks, kan alleen ambachtelijk iets in
elkaar zetten. Daar voel ik me thuis, waar goed gemusiceerd wordt. Ik geef
ook nogal eens advies aan koren als het om akoestische problemen gaat. Dat
levert geen cent op, maar ik doe het met liefde en plezier.
|
En dan uw laatste opmerking.
|
Er zijn nogal wat misverstanden wat betreft de levensduur van het
Johannusorgel. En dan gaat men ons orgel toch weer vergeluken met een
pijporgel. Men blijft altijd aan het vergelijken en laat dat nu toevallig
op dit punt wel gaan. Men stelt zo vaak: een kerkorgel verduurt de eeuwen.
Als ik zo hier en daar mag spieken in de kerkboeken blijken die eeuwen
niet zo erg lang te zijn, meestal niet meer dan zo'n 20 of 25 jaar en
dan komt er een restauratie die soms de nieuwbouw overtreft in prijs. Als
je het zuiver commercieel bekijkt heb je eigenlijk in zo'n geval
het orgel vervangen. Tegenover de beweerde lange levensduur van pijporgel
zet men dan de vermeende kortere levensduur van het Johannusorgel. Wij
garanderen dat dit orgel 30 jaar zonder mankeren meegaat en dan komt er
een revisie die ongeveer 10% van de aanschaffingsprijs bedraagt. Beduidend
goedkoper dus dan bij het pijporgel. Graag wil ik nog een misverstand uit
de weg ruimen. Het is niet zo dat wij maar serie na serie bouwen. Elk orgel
voor een kerk wordt speciaal voor die ene kerk gebouwd. U zult nooit een
tweede kerkorgel precies eender tegenkomen. Je kunt dus niet zeggen: ik
heb al eens een Johannusorgel gehoord en nu weet ik hoe ze klinken. Het
ene Johannusorgel kun je mooi vinden en het andere flut. Zo exporteren
wij nogal wat kerkorgels. Klaas Jan Mulder heeft pas een tournee met ons
reisorgel door Portugal gemaakt. Voor de zuidelijke landen bouwen wij
heel andere orgels dan bijvoorbeeld voor Duitsland. De orgels voor Portugal
en Frankrijk klinken veel romantischer dan die voor Nederland en het orgel
dat we voor Duitsland bouwen is veel scherper van klank. Gewoon een
kwestie van smaak. Ook de grotere huisorgels bouwen we 'naar smaak'. Hierin
zijn we volstrekt uniek.
|
J. Roodbeen.
|