Terug naar de Motor-pagina
Vorig - Mt.St.Michel en Vitré
Volgend - Epiloog


3/4 mei 2010

Het Einde van een reis naar Santiago

The unreachable stars

Maandag

Wat moet ik doen, is zo ongeveer de eerste gedachte die bij me opkomt als ik die maandagochtend wakker wordt. Aankleden, jawel, dat gaat nog. Naar beneden, waar thee en wat brood is, dat gaat ook. En dan kijk ik naar buiten, waar onder het grauwe morgen licht mijn motor staat, half bepakt. En ik voel het al: dit gaat niet lukken. Ik had beloofd om Joke te bellen, voordat ik iets ga doen, doorgaan of niet.....

Maar vindt ik het nog leuk, en voor wie doe ik het nu eigenlijk vraagt Joke. En ik moet toegeven dat het nu niet leuk is, dat het veel beter voelt om nu te stoppen, hoe moeilijk ook, en dat ik de reis niet meer voor mezelf zou maken, maar voor al die mensen die achter me staan, en die ik nu misschien wel teleurstel. Maar zelfs de opmerking van Joke, of ik niet terug kan gaan naar de vorige camping, zelfs dat, dat kan al niet meer voel ik. Op de een of andere manier durf ik niet meer op de motor te rijden, durf ik niet meer voor- of achteruit te gaan, zit ik helemaal vast, in Vitré en in mijn hoofd.

Ik probeer weer grip op mijn eigen situatie te krijgen. Als ik stop, moet de motor naar huis, en ik ook. Michael heeft aangeboden om me te komen halen, en twee collega's hebben hetzelfde gezegdt. Maar dan staat de motor nog steeds hier in de weg. De ANWB dan maar bellen, maar die kunnen alleen helpen als er een doktersverklaring is dat ik niet verder kan rijden.

Jean-Yves gaat met me naar zijn huisarts, en daar krijg ik een verklaring dat ik, wegens "un attack de paniqeu" niet meer in staat ben om aan het verkeer deel te nemen. Het laat me vrij ijskoud, want langzaam aan ligt er een dikke laag watten in mijn hoofd, en heb ik moeite om een gedachte vast te houden, of een gedachte te voltooien tot de volgende gedachte. Het enige wat ik weet is dat ik naar huis moet, en dat de motor daar ook naar toe moet, want die kan hier niet blijven staan.

Weer de ANWB, en terwijl Jean-Yves de doktersverklaring naar de ANWB mailt regel ik dat de motor wordt opgehaald in Vitré. 'Maar,' zo waarschuwt de ANWBer, 'het kan wel een paar dagen duren.' En dat kan me niets schelen, zeg ik, en letterlijk antwoord ik dat ik 'het rotding nooit meer hoeft te zien,' en dat brengt me nog meer in verwarring. Maar zo voelt het wel, helaas. Maar eindelijk is dan geregeld dat de motor wordt opgehaald. Nu ik nog.

Via Joke hoor ik dat Michael en Ruud die avond naar Frankrijk zullen vertrekken, er moeten nog een paar dingen geregeld worden voordat 'reddingsteam Roes' op weg kan gaan. Afspraken afzeggen, een aanhanger voor de motor, etc. Maar ik heb juist geregeld dat de motor naar Nederland gebracht zou worden. Maar nee, Michael heeft gezegd 'ik haal jou EN je motor op' en daar houdt hij zich aan. Dus bel ik weer de ANWB, dat de motor toch met mij mee gaat, de volgende dag.

Ook bel ik vrienden en kennissen in Nederland, om hen op de hoogte te stellen van het afbreken van de reis. Niemand zegt: stom, niemand zegt: mietje of softie. Niemand zegt dat ik er beter niet aan had kunnen beginnen. De enige die dat zachtjes zegt, door de wolken van mijn amper functionerende hoofd heen, ben ikzelf. Rondom steun, rondom opbeurende woorden, rondom: je bent ver gekomen, rondom: een dapper besluit.

Maar zo voelt het nog lang niet.

De rest van die maandag gaat voorbij als in een droom, verpakt in grijze wolken. Ik registreer amper iets, en slaap minstens twee uur, uitgeput door deze nieuwe golf van emotie. Een kort berichtje naar het forum van de Dutch-CX-club gaat nog net, dan ben ik al weer vreselijk moe. Verder is mijn wereld beperkt tot de woonkeuken en dat is alles wat ik op dat moment kan bevatten.




Dinsdag

Verder is er weinig te vertellen. Dinsdag morgen, om ongeveer half zes ben ik wakker. Cathy, die om 6 uur op het kinderverblijf begint, is er nog. Ik neem een kop thee, en begin aan de laatste hoofdstukken van Alice in Wonderland, wachtend op de komst van Michael en Ruud. Van Cathy neem ik afscheid, als zij naar haar werk gaat, en zelf neem ik dan nog een kop thee. Dan wacht ik, met nauwelijks verborgen groeiend ongeduld. Totdat, om kwart over 7, mijn telefoon gaat. Michael en zijn vader zijn aangekomen, en staan nu op een plein, omdat ze de ingang van het huis hebben gemist. Zonder een jas aan te trekken loop ik ze tegemoet, en het weerzien is aller hartelijkst. Meteen opladen, is het devies, en de CX wordt, met de nodige moeite, gekeerd en naar de wachtende aanhanger gebracht. Michael en Ruud hebben het vaker gedaan, en het vastzetten van de motor laat ik helemaal aan hen over, terwijl ik de rest van de bagage ga halen. Tussen het plein en Jean-Yves' huis is een Patiserie, en zonder al te veel moeite, met behulp van veel gebarentaal, weet ik een doosje gebak en wat stokbroden te kopen. Het gebak is voor de Fransen, en het stokbrood gaat mee naar huis. Want als je in Frankrijk bent en je komt zonder echt origineel stokbrood naar huis, nee, dat gaat niet.

Jean-Yves komt afscheid nemen. Of ik nog wat vergeten ben? Geen idee, want mijn hoofd werkt niet echt goed mee. Maar Michael zegt 'Dat komt Hans de volgende keer dan wel ophalen'. Hij heeft er veel meer vertrouwen in als Hans zelf, maar ik ben te moe, te duf in mijn hoofd om hem tegen te spreken.

Zo vertrekken we uit Vitré waar mijn reis naar Santiago de Compostella zijn Waterloo vond, waar ik, ondanks de goede zorgen, toch helemaal in de paniek en in de stress schoot, zo vertrekken we naar huis. Van de reis terug weet ik niet al te veel, want meestal zit mijn hoofd in een dikke laag watten verpakt, moeheid en spanning door elkaar heen, en feitelijk registreer ik niet veel. Ik weet dat we door de buitenwijken van Rouen kwamen, ik weet dat we bij Lille even op een verkeerde weg zaten, en ik weet dat we bij Rhenen in de file kwamen te zitten.

Om een paar minuten voor acht was ik thuis, waar Joke me stond op te wachten, waar een feestelijk bloemetje voor me was, en waar ik eindelijk een klein stukje van de spanning kwijtraakte. Maar ik weet dat het nog dagen zal duren voordat ik weer een beetje bijgekomen ben, en dat het nog veel langer zal duren voordat ik weer op de motor durf te stappen. Ik ben ver weg geweest, in mijn hoofd, heel ver weg, al was het dan niet in Santiago.





Vorig - Mt.St.Michel en Vitré
Volgend - Epiloog